De tennisleraar

In 1955 reed ik op mijn motor, na ca. twee maanden in Melbourne te zijn, voor mijn werk naar diverse opdrachten. Ik was al aardig geacclimatiseerd. Na een maand of 8 knalde ik met hem in het schemerdonker tegen een van links (links verkeer) komende zwarte oudere Holden auto. Ik weet nu nog exact dat ik valbrekend in dorp Boxhill naast de tramrails op het asfalt terecht kwam en bijna gelijk de motor naast me. We waren beiden over de achterkant van de auto gelanceerd.

Een uur later kwam ik bij in de praktijk van een dokter aan de overkant. Hij zei: “Ik heb je een spuit gegeven, maar verder niets kunnen vinden, je kan wel naar huis.” Buiten aan de overkant stond mijn blauwe monster, telescoop vork haaks, voorwiel halfrond. Niemand te bekennen van de daders. De auto moest ook afgevoerd worden, hoorde ik later. Iemand van mijn boarding house heeft mijn motor opgehaald, want ik was stijf en zat vol blauwe plekken. Na een maand had ik de motor opgeknapt en ingeruild tegen een kleine rode auto: Standard Ten.

Op de tennis court vroeg de tennisleraar of ik bij wilde verdienen. Tennisrackets herstringen. Hij zei: “Ik betaal de opleidingskosten, die vrienden van me bij Spaldings in Melbourne je kunnen geven voor het bedienen van een speciale machine, die in de werkplaats staat in de tuin van mijn ouders.” Zijn ouders waren geboren in Engeland van goede komaf (blauw bloed) en hij bewoog zich in de hogere klassen. Hij gaf ook tennisles op de High Schools (er werd veel gesport in Australië) en als hij er naartoe ging nam hij altijd een fles melk met 3 shotjes wodka erin, anders kwam hij de dag niet door.

Ik werkte 2x per week ’s avonds van 7 tot 10 in zijn werkplaats. Als hij ook aanwezig was, waren er vaak 3 à 4 klanten op bezoek. Dat was altijd feest: veel gezelligheid en veel bier. Er stond continu een pint bier naast me, want er moesten veel rackets klaar. Ook kwamen er veel Engelse uitspraken en opmerkingen voorbij. Hij verbeterde me regelmatig en zei dingen als: “The” = niet “te” en niet “se”, maar “de” met de punt van de tong tegen je voortanden etc. Zijn klanten vonden mijn werk interessant: Sixty pounds tension on a high quality cat gut string. Aan het einde van de avond liet hij me rustig met 6 pints op naar huis rijden. 5 miles from home. Als het vrijdagavond was, liep het wel eens uit de klauwen. Op de vroege, donkere, zaterdagochtend kwam je alleen de melkboer nog tegen met paard en wagen (alles in draf om de melk koel te kunnen bezorgen). Mooie tijden.

Na enkele maanden zei hij: “Wil je zaterdags ook nog bijverdienen?” Hij had veel rackets van de “High Schools”, maar de netten waren nog een probleem. Ik moest ze ophalen, repareren en terugbrengen. “Dan gaan we een nieuwe auto kopen en die kan je met uren terugbetalen.” Een blauwe Holden, GSB-091, van General Motors, 2 liter benzine. Hard werken allemaal, maar prachtig. Ik reed op 23-jarige leeftijd in een nieuwe auto, die ook voor mijn gewone werk goed was. Vrienden in Nederland konden dat (in die tijd) niet geloven, maar het was echt. 

Met mijn nieuwe auto en twee Nederlandse vrienden voor het Olympisch Stadion in Melbourne (1958).

De auto kon een zware aanhanger trekken. We hebben in de vrije weekenden duizenden mijlen door zuid Australië gecrost. Ook Perth en Adelaide, dat was 2150 miles (6880 km) heen en terug, vanaf Melbourne.

Na 2 jaar werken had ik alles afbetaald en ben ik gestopt met mijn bijbanen. Ik ging verder als zzp’er, samen met mijn compagnon, ook een Nederlander. Wij hebben veel opdrachten gedaan voor enkele fabrikanten in metaal, beton en houten bouwwerken etc. Daarnaast bouwden we ons eigen huis in onze vrije uren. Ieder voor zich. Hij bouwde in Box Hill en ik in Templestowe, nabij de Yarra rivier. De bouwkavel, 800 m2 op een hoek links en voor 3 meter aflopend met klei- en rotsgrond en met een bovengronds elektriciteitsnetwerk en de waterleiding. Op 15 km van Melbourne city met wel 800 meter permanent uitzicht. De temperatuur was top, zomers 30°c en ’s winters max -1°c enkele nachten, maar kon in de namiddag alweer 15°c zijn. Zomers was er wel vaak een watertekort. Wel honderden kilometers mooie stranden en een vliegveld op 30 km afstand.

In 1956 zijn in Melbourne de Olympische Spelen geweest. Dat was goed te merken, omdat heel veel mensen geïnvesteerd hadden in grote Amerikaanse koelkasten en kleurentv’s om alles te kunnen zien. Luxe spullen in 1958 waren er nog amper. In 1955 kocht de helft van de mensen in Australië nog wekelijks een blok ijs van 20x20x20 cm om in een eenvoudige houten koelkast voor één week de etenswaren vers te houden. Het is heel bewonderenswaardig dat vanaf ca. 1960 de hele Westerse democratische wereld weer tot bloei kwam. Alle puin was opgeruimd, maar de kwaliteit van bouwmaterialen was nog zwak zoals: asbest golf- en wandplaten. De hardhouten kozijnen, de dubbele ruiten, de spouwisolatie etc. kwamen pas rond 1980.

In 1955 waren er nog weinig hoogopgeleide bouwkundigen in Australië. Die zijn nog jaren ingehuurd voor de hoogbouw, bruggenbouw etc. De kosten voor benzine en het dagelijkse onderhoud waren laag. Australië thans is exceptioneel. Het is rijk aan grondstoffen en dat wist Japan in 1940 ook heel goed.